De rol van metamodellen binnen de energieverdeling

dinsdag 22-januari-2019

\"\"
Binnen de klinische Psycho-Neuro-Immunologie (kPNI) nemen metamodellen een belangrijke plaats in. Metamodellen zijn overkoepelende modellen die de veelomvattende PNI-wetenschap structuur geven en praktisch toepasbaar maken. Metamodellen worden in de kPNI gebruikt om de invloed van (risico)factoren op het ontstaan van ziekten in kaart te brengen. Ze bieden daarmee een handvat voor de in te zetten therapeutische interventie. Binnen de kPNI wordt met vijf metamodellen gewerkt. In dit artikel behandelen we deze modellen in vogelvlucht.


1. De ziektefilm

Ziekte ontstaat niet van de ene op de andere dag. De dag waarop symptomen zich uiten, wordt vaak beschouwd als de dag waarop de ziekte begon. Feitelijk geeft die dag slechts een “foto”, een momentopname, van de ziekte.  Aan de dag waarop de ziekte zich openbaart, gaat vaak een lange weg vooraf. Deze weg vindt zijn oorsprong in een verstoring van een fysiologisch proces dat daarna niet werd hersteld. De verstoring van dit ene werkingsmechanisme kan verstoringen van andere werkingsmechanismen tot gevolg hebben. Met behulp van de ziektefilm wordt de gehele weg geanalyseerd van de symptomen van vandaag tot de (waarschijnlijke) oorsprong van de ziekte. Alle werkingsmechanismen die verstoord zijn, worden zo in kaart gebracht en vormen samen de gehele film van het ontstaan van de ziekte.


2. De 5 (+2) componenten

Een chronisch terugkerend symptoom bestaat doorgaans uit vijf componenten: een fysiologische, emotionele, cognitieve, sociale en seksuele component. De moderne geneeskunde concentreert zich vooral op de behandeling van fysiologische, oppervlakkig meetbare aspecten als bloedbeeld, hartfrequentie en spierspanning. Aan de impact van de andere componenten die deel uitmaken van iedere staat van zijn, en daarmee dus ook van ziekte, wordt geen of veel minder aandacht besteed. Naast de vijf componenten hebben ook het ecologisch bewustzijn (deel uitmaken van een groter geheel) en het transgenerationele bewustzijn (generatie-overstijgend bewustzijn) invloed op ziekte en gezondheid. In de kPNI wordt telkens nagegaan welke componenten bij de patiënt een rol spelen door het stellen van specifieke, component-gerelateerde vragen en wordt gewerkt aan oplossing van het probleem dat veroorzaakt wordt door een bepaalde component.


3. Tekst / context

Het tekst/context-model geeft inzicht in de vraag of datgene wat van de patiënt gevraagd wordt in de sociale omgeving(en) waarin een patiënt functioneert (de context), eigenlijk wel past bij zijn of haar persoonlijkheid (tekst). Dit laat zich beter verduidelijken aan de hand van een voorbeeld: een zeer dopaminerg persoon (met als uiterste de “workaholic”), zal in het algemeen niet tot zijn recht komen in een omgeving waarin een overwegend serotonerg (bijvoorbeeld verzorgend) handelen is vereist. Als tekst en context gedurende langere tijd en/of in meerdere sociale contexten niet met elkaar in overeenstemming zijn, kan dat leiden tot ziekte. In de kPNI wordt gezocht naar mismatches tussen tekst en context en naar de oplossing daarvan.


4. Metabolic programming

Niet alleen invloeden uit het leven van de patiënt, maar ook ervaringen en leefstijl van eerdere generaties kunnen het ontstaan van ziekte beïnvloeden. Metabole processen die aan de basis liggen van ziekte van een patiënt, kunnen via methylatieprocessen (het aan- en uitzetten van genen) epigenetisch zijn geprogrammeerd door eerdere generaties. Het metamodel van “metabole programmering” beoogt de ziekmakende metabool vastgelegde programma’s op te sporen, om deze vervolgens te herprogrammeren middels het gebruik van voeding en specifieke voedingssupplementen, maar ook bijvoorbeeld door het bieden van een bovengemiddeld gevoel van zekerheid en veiligheid.


5. Hyperactiviteit en verwaarlozing

Meer over de energieverdeling met het model van hyperactiviteit en verwaarlozing: Normaliter zijn de hersenen de baas; zij vragen een bepaalde hoeveelheid energie voor zichzelf en staan centraal in de verdeling van energie naar de rest van het lichaam. Een (over)actief immuunsysteem is in staat om de hersenen te domineren, vanuit de noodzaak tot overleving. Een (potentieel) gevaar moet immers te allen tijde bestreden worden om overleving te waarborgen. De maximale hoeveelheid beschikbare energie is een redelijk vast gegeven en is gerelateerd aan de totale hoeveelheid energie die door lichaamssystemen kan worden opgenomen, vrijgemaakt en verwerkt. Daardoor brengt een (langdurig) extra energievraag door een lichaamssysteem (hyperactiviteit) onherroepelijk verminderde energietoevoer naar een ander systeem (verwaarlozing) met zich mee.


Energiegebrek

Een gebrek aan energie om alle weefsels in voldoende mate te voorzien, wordt in ons lichaam volgens een heldere hiërarchie opgelost. Niet direct voor het overleven noodzakelijke organen en functies (zoals huidvernieuwing of haargroei) worden als eerste verwaarloosd, wat op den duur leidt tot schade en uitval. De volgorde waarin organen en systemen worden verwaarloosd is verschillend voor de geslachten. Bij mannen is het hart eerder dan de spieren de dupe, omdat het voor mannen evolutionair gezien belangrijker was om snel te kunnen sprinten dan om langdurig te kunnen rennen. Bij vrouwen worden de spieren juist al snel verwaarloosd, waardoor aandoeningen als fibromyalgie veel vaker voorkomen. 

Aan de andere kant krijgen delen en organen van ons lichaam die een hoge prioriteit hebben wat betreft overleven of voortplanting een hogere prioriteit in de energieverdeling. De cellen van deze organen worden vaak vernieuwd en blijven aanvankelijk jong en gezond. Ze bereiken daardoor echter ook sneller hun maximale celdelingsgetal, waardoor ze sneller oud worden en functievermindering optreedt. De oplossingsaanpak van de gevolgen van hyperactiviteit en verwaarlozing is verschillend. Verwaarlozingssymptomen zouden bijvoorbeeld met een toereikende dosis aan ontbrekende stoffen behandeld moeten worden, waar hyperactief weefsel juist rust en herstel nodig heeft.

De basis van de oplossing is het herstellen van de centrale energieverdeling door het terugbrengen van de hiërarchie, zodat de hersenen weer dominant worden. Daarvoor bestaan diverse strategieën, waaronder het op orde brengen van het bioritme en het herstellen van de werking van de hypothalamus en van de schildklier.  


Conclusie

De vijf genoemde metamodellen worden in de kPNI gebruikt als hulpmiddel om de oorzaak van ziekte in kaart te brengen en dienen als basis voor de therapeutische interventie. Daarmee biedt de kPNI een unieke visie op gezondheid die niet alleen verbinding legt tussen de fysieke, mentale en omgevingsaspecten van gezondheid, maar die tevens een brug slaat tussen complementaire zorg en de reguliere gezondheidspraktijk.